Overlevering en het risico op een schending van mensenrechten
Wanneer een bepaalde persoon gezocht wordt door een lidstaat van de EU, zij het met oog op de uitvoering van een uitgesproken straf dan wel in het kader van een lopend strafonderzoek, kan die lidstaat een Europees Aanhoudingsbevel (‘EAB’) opmaken en aan de overige EU-lidstaten bezorgen.
Wanneer vervolgens blijkt dat de gezochte persoon effectief in een andere lidstaat van de EU verblijft, moet die lidstaat bepalen of ze de gezochte persoon overlevert (lees: uitlevert, in de specifieke, Europese context) aan de zoekende lidstaat.
Of anders, de lidstaat waar de gezochte persoon verblijft moet bepalen of de tenuitvoerlegging van het Europees Aanhoudingsbevel geweigerd of bevolen wordt.
Normale gang van zaken
Als u als persoon in België verblijft en gezocht wordt door een andere lidstaat van de EU, zal u eerst en vooral gearresteerd worden door de Belgische autoriteiten, nadat zij het EAB uit de andere lidstaat hebben ontvangen.
Na arrestatie zal u verhoord worden door de Belgische politie, die u korte vragen zullen stellen over de feiten die in het EAB zijn opgenomen. De politie kan u ook al kort ondervragen over de toestemming met de overlevering en het specialiteitsbeginsel (zie hieronder).
Nadien zal u voor de onderzoeksrechter moeten verschijnen die u opnieuw zal verhoren en tegelijkertijd zal vragen of u al dan niet akkoord bent met de overlevering naar het land dat u zoekt.
Als u akkoord gaat met de overlevering, is er sprake van de korte procedure, waarna u zonder veel vertraging naar het zoekende land zal gebracht worden.
Als u niet akkoord gaat, zal de lange procedure opgestart worden en zal u voor de raadkamer moeten verschijnen, die definitief zal oordelen over de eventuele tenuitvoerlegging van het EAB (ongeacht of u zich hier initieel tegen heeft verzet), waarna eventueel hoger beroep én cassatie aangetekend kan worden.
Tevens zal de onderzoeksrechter u vragen of u afstand doet van de bescherming van het specialiteitsbeginsel (hetgeen trouwens impliciet gebeurt als u akkoord gaat met de overlevering).
Een afstand zou inhouden dat u in het zoekende land niet enkel vervolgd of gevangengenomen kan worden op basis van de feiten die in het EAB opgenomen zijn maar ook voor andere feiten die dateren van voor het opmaken van het EAB.
Het hoeft niet te verbazen dat afstand doen van de bescherming van het specialiteitsbeginsel een ernstige, vaak negatieve impact kan hebben op uw juridische situatie.
Ten slotte zal de onderzoeksrechter beoordelen of u, in afwachting uw overlevering of in afwachting van het resultaat van de lange procedure, in de gevangenis dient te verblijven, onder elektronisch toezicht moet leven dan wel vrijgelaten wordt onder voorwaarden.
Als u gezocht wordt door België en u in een andere EU-lidstaat verblijft, zal bovenstaand scenario zich – logischerwijs – in die andere EU-lidstaat voordoen.
Ingeval u na de korte of lange procedure uiteindelijk alsnog in België terechtkomt, in het kader van een lopend onderzoek, zal u hier uitgebreid verhoord worden door de Belgische politie, die zich bezig heeft gehouden met datzelfde onderzoek.
Nadien zal u in 99% van de gevallen voorgeleid worden voor de onderzoeksrechter die beslist om al dan niet een bevel tot aanhouding af te leveren, waarna de standaardprocedure betreffende de voorlopige hechtenis zal aanvatten.
Weigeringsgronden in België
Als de Belgische autoriteiten, in het kader van de lange procedure, moeten oordelen over uw overlevering aan een andere EU-lidstaat, moeten ze eerst verifiëren in welke mate er sprake is van een weigeringsgrond.
In dit opzicht bestaan er twee soorten weigeringsgronden: de verplichte én de facultatieve weigeringsgronden.
De verplichte weigeringsgronden zijn:
- Amnestie voor feiten waarvoor overlevering gevraagd wordt;
- Gezochte persoon is wegens dezelfde feiten reeds vrijgesproken of veroordeeld in België of andere EU-lidstaat;
- Minderjarigheid;
- Verjaring van de straf(vordering); en
- Ernstig risico op schending mensenrechten in de zoekende lidstaat.
De facultatieve weigeringsgronden zijn:
- Gezochte persoon wordt in België reeds vervolgd voor feiten waarvoor overlevering gevraagd wordt;
- Een Belgische autoriteit heeft besloten de gezochte persoon niet te vervolgen voor de relevante feiten;
- Gezochte persoon is wegens dezelfde feiten reeds vrijgesproken of veroordeeld in een land dat niet tot de EU behoort;
- Gezochte persoon is een Belg;
- Het EAB heeft betrekking op feiten die (i) geheel of gedeeltelijk in België zijn gepleegd of (ii) gepleegd zijn buiten het grondgebied van de zoekende staat terwijl het Belgisch recht niet voorziet in een vervolging wanneer zo’n feiten in het buitenland zijn gepleegd.
Het is in deze fase dat een advocaat samen met u kan verifiëren of de tenuitvoerlegging van het EAB geweigerd kan of zelfs moet worden.
Interessant is in ieder geval dat de Europese wetgeving – die de basis vormt voor de regels omtrent het EAB – geen expliciete, verplichte weigeringsgrond omvat wanneer er sprake is van een risico op een schending van mensenrechten terwijl België daar wel een verplichte weigeringsgrond van gemaakt heeft; net zoals België ook van de verjaring van de straf(vervolging) een verplichte weigeringsgrond gemaakt heeft, terwijl zulks volgens de EU-wetgeving slechts een facultatieve weigeringsgrond is.
Verplichte weigeringsgrond ingeval risico op een schending van mensenrechten
Hoewel deze weigeringsgrond in België de juridische autoriteiten verplicht om de tenuitvoerlegging van een uitstaand EAB te weigeren, wordt er bijzonder voorzichtig mee omgesprongen.
De Europese Unie is namelijk gebaseerd op het vertrouwensbeginsel, hetgeen inhoudt dat de EU-lidstaten er normaliter vanuit mogen gaan dat de Europese mensenrechten in elk van de lidstaten worden gerespecteerd.
De realiteit heeft deze ideologie echter al meermaals ingehaald, met als gevolg dat de weigeringsgrond al een aantal keer met succes is ingeroepen.
Dat was bijvoorbeeld het geval wanneer er voor de gezochte persoon een risico bestond op foltering of een onmenselijke behandeling (in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) in de zoekende EU-lidstaat.
Hetzelfde geldt wanneer de gezochte persoon in de zoekende lidstaat moet vrezen voor diens leven.
Minder eensgezind zijn de EU-lidstaten wanneer het aankomt op een risico op een schending van het recht op een eerlijk proces; een recht waarop blijkbaar uitzonderingen mogen bestaan, zoals blijkt uit het feit dat overleveringen aan Polen (waar het recht op een eerlijk proces structureel met de voeten getreden wordt) niet standaard geweigerd worden.
Weigering wanneer risico op schending recht op privéleven
Onlangs heeft het Italiaanse Hof van Cassatie zich gericht tot het hoogste rechtscollege van de EU, namelijk het Hof van Justitie van de Europese Unie, met de vraag of een risico op een schending van het recht op een privéleven ook verhindert dat de tenuitvoerlegging van het EAB bevolen wordt.
Meer concreet werd dat Italiaanse Hof geconfronteerd met een situatie waarin de gezochte persoon een moeder betrof, wiens kinderen nog zeer jong waren, en een moeder wegnemen bij zo’n jonge kinderen, is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – onder bepaalde omstandigheden – een schending van het recht op een privéleven.
De vraag is nu dus hoe het Hof van Justitie van de EU deze nieuwe clash tussen het vertrouwensbeginsel en de mensenrechten zal oplossen: zal het vertrouwensbeginsel verder geërodeerd worden opdat tegemoetgekomen kan worden aan de (harde) realiteit of zal er hardnekkig gehamerd worden op dit basisprincipe van de EU, ten koste van de rechten van de mens.
Het antwoord is niet zo voor de hand liggend als men zou denken…
Wordt uw overlevering gevraagd door een andere EU-lidstaat, wordt u overgeleverd naar België of wenst u hierover simpelweg meer informatie, neem dan gerust contact met ons op via info@bannister.be of 03/369.28.00.