De zaak Mahi: spanning tussen strafrecht en psychiatrie

Inleiding

Op 10 november 2022 overleed 29-jarige politieagent Thomas M. na een steekpartij in Schaarbeek. Een andere agent, Jason P., raakte hierbij gewond.

De verdachte kon worden geïdentificeerd als Y. Mahi; een 32-jarige man uit Evere, die bij OCAD gekend is als een ‘potentieel gewelddadige extremist’.

De dood van de jonge politieman, zorgde voor een schokgolf in onze samenleving. Te meer omdat Mahi zich eerder die dag al had aangemeld in het politiecommissariaat met de boodschap dat hij agressieve gedachten en haat naar de politie toe voelde en psychiatrische begeleiding nodig had.

Toch is de aanval op deze twee agenten geen uitzonderlijk geval. Politieagenten worden bij de uitoefening van hun functie namelijk meermaals blootgesteld aan risico’s op geweld. In 2021 werden er 10.095 feiten van geweld tegen politieagenten vastgesteld. Dat waren er maar liefst 28 per dag.

De opdracht van politieagenten bestaat in essentie uit het beschermen van de maatschappij. Juist daarom wordt geweld tegen politieagenten extra zwaar bestraft. De minister van justitie maakt van het bestrijden van geweld tegen de politie prioriteit. Bij zijn aantreden heeft minister Van Quickenborne via een omzendbrief een beleid van ‘nultolerantie voor geweld tegen politie’ afgekondigd. In de omzendbrief wordt benadrukt dat geweld tegen de politie niet door de beugel kan en dat straffeloosheid moet worden vermeden. Concreet impliceert dit dat vanaf er sprake is van minstens één dag arbeidsongeschiktheid, politiegeweld systematisch vervolgd zal worden. Een opportuniteitssepot (dit betekent dat het parket beslist om niet te vervolgen wegens bijvoorbeeld capaciteitsproblemen, of andere prioriteiten), zal bijgevolg niet meer mogelijk zijn. Ook ijvert men in de omzendbrief voor een afhandeling van de zaak via snelrecht, zodat er binnen de twee maanden een uitspraak volgt.

Geweld en smaad tegen politieagenten in het algemeen…

Gelet op de speciale gezagstatus van politieagenten, kent ons strafwetboek specifieke bepalingen voor geweld of schade aan een politieagent. Hieronder zullen de twee voornaamste, smaad en geweld, kort worden besproken.

Smaad 

‘Smaad’ betekent dat schade wordt toegebracht aan een beschermde persoon (bijvoorbeeld een politieagent) tijdens de uitoefening van zijn of haar functie (275-277 Sw.). ‘Smaad’ wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en een geldboete van 26 tot 200 euro.

Om van ‘smaad’ te kunnen spreken moeten verschillende bestanddelen aanwezig zijn.

  • Eerst en vooral moet de ‘smaad’ gebeuren door woorden, daden, gebaren of bedreigingen. ‘Daden’ zijn bepaalde handelingen die de eer of waardigheid van de beschermde persoon kunnen aantasten. Onder ‘woorden’ vallen onder andere beledigingen, laster en eerroof, bespottingen enz. ‘Gedragingen’ zijn dan weer handelingen die specifiek gericht zijn op het vernederen van het gezag van de beschermde persoon. ‘Bedreigingen’ impliceren ten slotte een gebrek aan respect voor de politieagent.
  • Ten tweede moet de ‘smaad’ gericht zijn tegen een beschermde persoon (in dit geval een politieagent) in de uitoefening of ter gelegenheid van zijn of haar bediening. Voor een politieagent is dit het geval wanneer hij of zij een taak uitoefent die binnen zijn of haar bevoegdheid als politieagent valt (zoals bijvoorbeeld het patrouilleren in een bepaalde wijk).

Elk misdrijf vereist ook een moreel bestanddeel. Voor ‘smaad’ is dit het bijzonder opzet om de politieambtenaar belachelijk te maken of niet gehoorzaam te zijn tegenover hem of haar.

Geweld

Naast ‘smaad’ wordt ook geweld tegen politieagenten strafbaar gesteld (278-282 Sw.). Onder geweld verstaat men ‘het toebrengen van slagen’. Hiervoor is een slag of schok vereist tegen het lichaam van de politieagent, waardoor het in bruuske aanraking komt met een ander voorwerp van harde aard. Bovendien moet de dader dit wetens en willen hebben gedaan.

Voor de straf wordt gekeken naar de gevolgen van het geweld. Wanneer men opzettelijk slagen of verwondingen toebrengt aan een politieagent, zonder concreet gevolg, wordt men gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en een geldboete van 50 tot 300 euro. Deze straf wordt verhoogd naar een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en een geldboete van 50 tot 300 euro, indien men handelde met voorbedachte raden. Wanneer de slagen of verwondingen een ziekte of arbeidsongeschiktheid tot gevolg hebben, wordt men gestraft met een gevangenisstraf van vier maanden tot vier jaar en een geldboete van 100 tot 500 euro. Deze straf wordt verhoogd naar een gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en een geldboete van 100 tot 500 euro indien men handelde met voorbedachtheid. Indien de slagen een ongeneeslijke ziekte, arbeidsongeschiktheid van meer dan vier maanden, het verlies van een orgaan of zware verminkingen tot gevolg hebben wordt de gevangenisstraf verhoogd naar vijf tot tien jaar. Bij voorbedachtheid verhoogt de straf naar tien tot vijftien jaar opsluiting. Wanneer de slagen of verwondingen – tenslotte – worden toegebracht, zonder de bedoeling om te doden maar toch de dood veroorzaken, is de straf een opsluiting van tien tot vijftien jaar. Ingeval van voorbedachtheid vijftien tot twintig jaar.

De zaak van Mahi: het kruispunt tussen strafrecht en psychiatrie

Een extreme vorm van geweld tegen de politie…

De zaak van Mahi is misschien wel één van de meest extreme voorbeelden van geweld tegen politieagenten. Het geweld gaat namelijk veel verder dan het louter toedienen van slagen of ‘smaad’. Mahi viel immers twee politieagenten aan met een mes. Tijdens deze aanval zou hij eveneens ‘Allahoe Akbar’ geroepen hebben.

Eén politieagent overleed uiteindelijk aan zijn verwondingen en de andere was zwaargewond.

Bovenstaande – in combinatie met het feit dat Mahi op de OCAD-lijst staat als ‘potentieel gewelddadige extremist’ – maken dat hij door de onderzoeksrechter is aangehouden voor moord op Thomas M. (394 Sw.) en poging tot moord op Jason P. met een terroristisch motief (artikel 137 Sw.).

Link met psychische problematiek?

Vooral het feit dat Mahi om psychiatrische hulp vroeg toen hij zich eerder op de dag aanbood bij de politie, maakt deze zaak zo omstreden.

Aangezien Mahi de wens uitte om psychologisch begeleid te worden, heeft de politie contact opgenomen met het parket om na te gaan of een gedwongen psychiatrische opname (ook: collocatie) noodzakelijk was.

Een gedwongen opname is een beschermingsmaatregel die kan worden opgelegd wanneer iemand aan een geestesziekte lijdt en zijn of haar gezondheid en veiligheid ernstig in gevaar brengt of omdat hij of zij een ernstige bedreiging vormt voor het leven of de integriteit van iemand anders. Bovendien mag er geen ander alternatief meer voorhanden zijn.

Normaal gezien start de procedure voor gedwongen opname door een verzoekschrift in te dienen bij de vrederechter. Bij hoogdringendheid kan ook de spoedprocedure worden gevolgd. In dat geval beslist de procureur des Konings over de gedwongen opname. De betrokkene zal dan worden geobserveerd door een geneesheer. Op basis van het schriftelijk advies van de geneesheer zal de vrederechter oordelen over de noodzaak tot verdere opname.

In de zaak van Mahi vroeg de man zelf expliciet om hulp. De procureur oordeelde daarom dat gedwongen opname niet nodig was, maar gaf de politie wel de opdracht om Mahi naar het ziekenhuis te begeleiden. De politie heeft dit gedaan, maar Mahi is daar zelfstandig vertrokken. Dit kon hij perfect doen omdat degene die zich vrijwillig laat opnemen in een psychiatrische instelling, deze volgens de wet altijd kan verlaten.

Of er in dit geval een inschattingsfout is gemaakt door politie of parket, staat hier niet ter zake. Hoe dan ook is de beoordeling over de geestestoestand van een verdachte nooit een makkelijke klus. Het vraagstuk over de toerekeningsvatbaarheid bevindt zich immers altijd op een moeilijk kruispunt tussen strafrecht en psychiatrie.

Over de geestestoestand van Mahi, zal dus ongetwijfeld nog verder geoordeeld moeten worden. In de volgende fasen van het onderzoek – en zeker met het oog op het proces – zal die discussie zich waarschijnlijk verplaatsen naar de vraag over de noodzaak tot internering van Mahi. De internering is (anders dan de gedwongen opname) een beveiligingsmaatregel. Alvorens over kan worden gegaan tot internering, moeten drie voorwaarden vervuld zijn.

  • Eerst en vooral moet de betrokkene een misdaad of een wanbedrijf hebben gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt.
  • Verder moet de betrokkene op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijden die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast.
  • Tot slot moet het gevaar bestaan dat de betrokkene als gevolg van de geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw gelijkaardige feiten zou kunnen plegen.

Momenteel is het Belgisch systeem rond toerekeningsvatbaarheid vrij zwart/wit; ofwel is men volledig toerekeningsvatbaar en kan men niet worden geïnterneerd, ofwel is men volledig ontoerekeningsvatbaar en kan internering wel.  Deze manier van denken berust echter op een juridische fictie die onhoudbaar is in de praktijk. Een geestesziekte kan immers niet worden vertaald in absolute termen, maar bevindt zich meestal op een welbepaald spectrum. Het is daarom een goede zaak dat bij de hervormingen van het nieuw strafwetboek zal worden voorzien in een systeem van ‘gedeeltelijke of verminderde toerekeningsvatbaarheid’.  In de toekomst zullen mensen die lijden aan een bepaalde psychische problematiek, maar niet aan de criteria voor internering voldoen, zowel een straf als een behandeling kunnen krijgen.

Meer informatie over deze bijzondere materie? Onze strafrechtspecialisten staan voor u klaar. Contacteer ons via info@bannister.be of via 03/369.28.00.

 

Bronnen: