Toeters, bellen, stille waters en diepe gronden – over de verdragen tussen België en de Verenigde Arabische Emiraten

Onlangs werd het uitleveringsverdrag tussen België en Dubai – één van de emiraten – met veel toeters en bellen aangekondigd. Nadien is het verdrag nog enkele malen in het nieuws verschenen, omdat de autoriteiten van Dubai verschillende verzoeken tot uitlevering weigerden, ondanks het gloednieuwe verdrag. Ondertussen is er nog steeds niemand uitgeleverd op basis van het verdrag, voor zover wij op de hoogte zijn.

Een ander verdrag, dat dezelfde dag en met dezelfde emiraten werd afgesloten, ontving iets minder media-aandacht. Het is nochtans dit verdrag dat mogelijks de verst strekkende gevolgen zal hebben voor de personen die de Belgische autoriteiten zo wanhopig terug in België trachten te krijgen. Het spreekwoord ‘stille waters, diepe gronden’ is met andere woorden zeer toepasselijk.

Om de oorverdovende stilte omtrent dit “ander” verdrag te doorbreken, zal deze bijdrage dan ook enkel op de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken focussen.

Principes

Op basis van het verdrag is er sprake van een principiële verplichting tot rechtshulp tussen België en de Verenigde Arabische Emiraten. De twee landen zijn met andere woorden verplicht elkaar te helpen tijdens elkaars strafprocedures.

Het verdrag is bovendien van toepassing op elke vorm van hulp tijdens een strafprocedure, of die hulp nu door een rechter of door een andere gerechtelijke instantie (zoals het Openbaar Ministerie) verleend moet worden.

Deze verplichting houdt echter geen carte blanche in voor het ene of het andere land. Zo zal België bijvoorbeeld het verzoek tot hulp kunnen weigeren wanneer Dubai een misdrijf onderzoekt dat in België helemaal geen misdrijf is. Of zo zal Dubai verplicht zijn om hulp te weigeren wanneer België om die hulp verzoekt tijdens onderzoeken naar politieke of militaire misdrijven.

Verder zijn beide landen ook verplicht tot geheimhouding omtrent de verzoeken tot hulp die ze ontvangen. Dit houdt in dat het ene land, op vraag van het andere land, onderzoek zal doen op haar eigen grondgebied, zonder dat de personen die zich op datzelfde grondgebied bevinden daarvan op de hoogte zullen zijn.

Daarenboven is een weigering tot hulp niet mogelijk op basis van een eventueel bankgeheim alleen. België en de Verenigde Arabische Emiraten zijn dus verplicht bankgegevens met elkaar te delen, ongeacht of er in de regel wel een bankgeheim zou gelden. Andere verplichte en minder verplichte weigeringsredenen blijven evenwel van toepassing zijn, ook al gaat het om bankgegevens.

 

Betreffende specifieke vormen van rechtshulp

‘Rechtshulp’ is al bij al een redelijk algemene term en omvat verschillende vormen van hulp.

Voor sommige van die vormen zijn er concrete regels opgenomen in het verdrag. Zo gelden er bijzondere regels voor het uitnodigen van getuigen of deskundigen, het organiseren van een verhoor in het land waar hulp aan gevraagd wordt, het overbrengen van niet-verdachten om te getuigen, het uitvoeren van een huiszoeking, het in beslag nemen van bewijsmateriaal, het bevriezen van rekeningen en het zoeken naar opbrengsten van misdrijven.

Vooral wat die laatste twee vormen van rechtshulp betreft, is er een opvallende vaststelling te doen. België en de Verenigde Arabische Emiraten zijn namelijk verplicht om rekeningen in hun respectievelijke landen te bevriezen en onderzoek te doen naar de opbrengsten van misdrijven, enkel en alleen wanneer het ene land vermoedt dat zo’n opbrengsten zich in het andere land bevinden.

Wanneer die opbrengsten dan ook nog eens aangetroffen worden, is het land waarin ze aangetroffen worden verplicht om ze in beslag te nemen.

Immuniteit

Ten slotte ook nog één kanttekening in verband het verhoren van personen, die vrijwillig naar België of de Verenigde Arabische Emiraten reizen om te getuigen: zij kunnen daar niet blootgesteld worden aan een vervolging of vrijheidsberoving. Of anders: aan hen wordt immuniteit geboden.

Maar die immuniteit is dan weer wel gebonden aan enkele voorwaarden. Zo heeft de immuniteit enkel betrekking op misdrijven die door de getuige zelf zouden zijn gepleegd in de periode voorafgaand aan zijn of haar reis naar België of één van de emiraten. Ingeval er dus na aankomst in het land dat om de getuigenis gevraagd heeft, nog een misdrijf gepleegd wordt door dezelfde getuige, is die logischerwijs niet immuun voor een vervolging of een vrijheidsberoving.

Verder – en dit is eerder opmerkelijk – valt de immuniteit volledig weg als de getuige 30 dagen na de mededeling dat diens hulp niet langer nodig is, zich toch nog in het land bevindt dat om zijn getuigenis gevraagd had.

Aan de ene kant wordt “klikken” dus aangemoedigd maar de klikspanen dienen wel op te letten, willen ze niet zelf terechtkomen in de molen van justitie.

Van stille waters, diepe gronden gesproken… Of is de uitdrukking ‘spreken is zilver, zwijgen is goud’ in dit geval misschien meer toepasselijk?

Heeft u concrete vragen over de verdragen tussen België en de Verenigde Arabische Emiraten of wenst u hierover simpelweg meer informatie, neem dan gerust contact met ons op info@bannister.be of 03/369.28.00.