De betrouwbaarheid van DNA-onderzoek: een veroordeling op basis van (verplaatsbaar) DNA?
De ontwikkeling van forensisch DNA-onderzoek betekende een doorbraak in het opsporingswerk van politie en justitie. Iedereen laat immers, onbedoeld, heel wat DNA achter. Tegenwoordig leeft dan ook het idee dat de aanwezigheid van DNA ook meteen schuld aan een misdrijf impliceert, maar is dat wel zo?
Kort gezegd luidt het antwoord op de bovenstaande vraag: neen. De aanwezigheid van DNA als bewijs is namelijk geen bewijs van aanwezigheid zelf. Hier zijn verschillende redenen voor.
De kruisbestuiving van DNA
Zo laat elke mens bij de minste beweging DNA achter. Het kan dan gaan om huidschilfers, haren, bloed, zweet, speeksel of sperma. Dit betekent dat het DNA van iemand die voordien op een plaats delict is geweest, daar aangetroffen kan worden.
Daarnaast kan DNA ook overgedragen worden. Bij een enkele handdruk wordt DNA tussen de betrokken personen uitgewisseld. Stel dat persoon A persoon B een hand geeft, en daarna aan persoon C, is het perfect mogelijk dat het DNA van persoon B op persoon C aangetroffen wordt, ook al hebben beiden elkaar nooit ontmoet.
Doordat DNA zo makkelijk overgedragen wordt, moet men ook bewust zijn contaminatie. Het forensisch onderzoek moet minutieus gebeuren, zodat elke mogelijk ‘kruisbestuiving’ van DNA uitgesloten kan worden.
DNA op verplaatsbare voorwerpen
Een ander bepalend element is waar het DNA aangetroffen werd. Relevant is na te gaan of het DNA aangetroffen wordt op een verplaatsbaar voorwerp. Niet alleen kan op zo’n voorwerp DNA via via aangebracht worden, ook kan een enkel voorwerp met jouw DNA erop bij het misdrijf aangetroffen worden. Een voorbeeld: een flesje frisdrank met jouw DNA wordt aangetroffen in de buurt van een drugslabo. Zo’n flesje heeft niets te maken met de exploitatie van een druglabo zelf. Het betreft een gewoon gebruiksvoorwerp. Het toont des te beter dat de aanwezigheid van je DNA bij een misdrijfoppervlak niet betekent dat je ook effectief betrokken bent bij dit misdrijf.
DNA in juridische zin
De praktijk toont aan dat de rechters meer en meer de theorie van het verplaatsbaar DNA volgen. De loutere aanwezigheid van DNA op een verplaatsbaar object wordt als onvoldoende geacht om met zekerheid aan te tonen dat men betrokken is bij bepaalde feiten als dader. De vrijspraak dringt zich in dit geval dan ook – terecht – op.
Toch blijft DNA een complexe materie. Van zodra er melding gemaakt wordt van DNA-onderzoek in het kader van een strafprocedure is voorzichtigheid vereist. Een juiste interpretatie van de onderzoeksresultaten dringt zich op. Daarnaast moeten de juiste juridische gevolgen geboden worden aan niet-uitsluitend DNA-onderzoek.
Heeft u vragen over DNA-onderzoeken? Met onze ervaring in strafzaken, kunnen wij u met de nodige expertise bijstaan. Contacteer ons via info@bannister.be of via 03/369 28 00.