Voorbereiding van een terroristische aanslag: volstaat de loutere informatieverzameling voor een veroordeling?
Recent berichtte de pers over de veroordeling van een terroristische groepering door het Hof van Beroep te Antwerpen wegens het voorbereiden van een terroristische aanslag op burgemeester Bart De Wever en een politiecommissariaat. Maar wat houdt ‘het voorbereiden van een terroristische aanslag’ precies in? In dit artikel bespreken we eerst het concept ’terroristisch misdrijf’, vervolgens wat een ’terroristische groep’ inhoudt en ten slotte de ‘voorbereidende handelingen’ en bijbehorende strafmaten.
Terroristisch misdrijf
Artikel 137, §1 van het Strafwetboek (hierna Sw.) definieert een terroristisch misdrijf als een misdrijf dat door zijn aard of context een land of internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd wordt met het oogmerk om:
- een bevolking ernstige vrees aan te jagen;
- de overheid of een internationale organisatie onrechtmatig te dwingen tot het verrichten of nalaten van een handeling;
- de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
De kwalificatie als terroristisch misdrijf vereist twee constitutieve bestanddelen:
- Materieel bestanddeel: het feit moet een reeds strafbaar gesteld misdrijf zijn volgens het Strafwetboek of bijzondere wetten, zoals moord, slagen en verwondingen, brandstichting, gijzeling, informaticamisdrijven (zoals hacking), valsheid in geschriften, wapendracht of ontploffingen.
- Moreel bestanddeel: het feit moet zijn gepleegd met het terroristisch oogmerk zoals bepaald in artikel 137, §1 Sw., wat kan blijken uit communicatie, ideologische motieven en de keuze van doelwitten.
In de rechtspraak inzake de zaak-De Wever is bevestigd dat voor een veroordeling wegens voorbereidende handelingen niet vereist is dat het terroristisch misdrijf reeds is voltooid of begonnen. Wel moet het terroristisch opzet, namelijk de intentie om een terroristisch misdrijf te plegen, voldoende bewezen zijn en moeten er handelingen zijn die door de wet als ‘voorbereidingen’ worden bestempeld.
Terroristische groep
In de casus van Bart De Wever is er sprake van een terroristische groep, maar vanaf wanneer kan men deze juridische kwalificatie gebruiken?
Art. 139 Sw. bepaalt het volgende:
Met terroristische groep wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, als bedoeld in artikel 137.
Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.
Er moet dus tegelijkertijd voldaan zijn aan de volgende elementen om te kunnen van een gestructureerde vereniging:
- meer dan twee personen EN;
- gestructureerd en sinds enige tijd bestaand (dus geen toevallige bende of ad hoc samenwerking) EN;
- optreden in onderling overleg (dus gezamenlijke wil, coördinatie) EN;
- doel: terroristische misdrijven (art. 137 Sw.).
Er is een uitsluiting van bepaalde groepen zodat bijvoorbeeld politieke partijen die legitieme doelen nastreven niet ten onrechte als terroristische groep worden bestempeld. Indien zo’n groep toch een terroristisch oogmerk ontwikkelt of terroristische misdrijven pleegt, kan zij wel onder het begrip ‘terroristische groep’ vallen.
Voorbereidende handelingen
In het klassieke strafrecht zijn ‘voorbereidende handelingen’ niet strafbaar; er moet minstens sprake zijn van een begin van uitvoering – met andere woorden: er moet sprake zijn van een ‘poging’ (artikel 51 Sw.).
Voor specifieke domeinen zoals terrorisme en drugs heeft de wetgever echter gekozen om ook de loutere voorbereiding strafbaar te stellen. Dit weerspiegelt een evolutie naar een meer preventief repressiemodel, waarbij handelingen strafbaar worden gesteld nog voordat het misdrijf is begonnen. Volgens de wetgever houden deze handelingen ernstige potentiële gevaren in waartegen preventief moet worden opgetreden.
Het Hof van Beroep oordeelde, in tegenstelling tot de eerste rechter, dat er enkel sprake was van voorbereiding van een terroristische aanslag, zonder zekerheid dat er daadwerkelijk een aanslag zou worden gepleegd.
Er was geen sprake van:
- Verkenning van de woning van Bart De Wever;
- Betaling voor de aankoop van een wapen;
- Levering van een wapen;
- Een concrete datum voor de aanslag – deze werd zonder verdere precisering uitgesteld en de plannen bleven vaag.
Bijgevolg heeft het Hof van Beroep de groep vrijgesproken voor poging tot terroristische moord, omdat er geen begin van uitvoering werd vastgesteld. Er was dus geen sprake van een poging.
Er werd daarentegen wel gesproken over:
- Een mogelijke aanslag op een politiecommissariaat, gevolgd door een aanslag op Bart De Wever;
- Plannen voor de aankoop van wapens – eerst één wapen, vervolgens twee, waarna uiteindelijk werd afgesproken over te gaan tot de aankoop van één wapen. Beklaagde X beschikte echter niet over de financiële middelen hiervoor en heeft nooit een wapen ontvangen.
Het Hof oordeelde dat deze elementen als voorbereidende handelingen beschouwd moeten worden conform artikel 140septies, §2 Sw. Dit wetsartikel somt niet-limitatief (niet uitputtend) de volgende handelingen op die gelijkgesteld worden met ‘voorbereiden’:
1° het verzamelen van inlichtingen over locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen waardoor het mogelijk is een actie te plegen op die locaties of gedurende deze gebeurtenissen of evenementen of schade toe te brengen aan die personen, en het observeren van die locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen;
2° het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van voorwerpen of stoffen die van aard zijn dat zij een gevaar kunnen uitmaken voor een ander of aanzienlijke economische schade kunnen aanrichten;
3° het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van financiële of materiële middelen, valse of illegaal verkregen documenten, informaticadragers, communicatiemiddelen, transportmiddelen;
4° het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen van ruimten die een schuilplaats, vergaderplaats, ontmoetingsplaats of onderdak kunnen bieden;
5° het voorafgaandelijk opeisen van het plegen van een terroristisch misdrijf, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, om het even in welke vorm en via welk middel deze opeising plaatsvindt.
Het terroristisch opzet werd in casu afgeleid uit de context van religieus-politieke motieven, de radicale ideologie van de verdachten en de selectie van politieke doelwitten (zoals Bart De Wever en een politiecommissariaat).
Er is dus geen nood aan een ‘begin van uitvoering’ zoals vereist voor een poging (artikel 51 Sw.), maar wel aan een concreet terroristisch project waarbij voorbereidingen werden getroffen die het terroristisch oogmerk nastreven.
Strafmaat voorbereidende handelingen:
Art. 140septies stelt het volgende:
Iedere persoon die het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, voorbereidt, wordt gestraft met:
- gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar;
- gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of de levenslange opsluiting.
Afhankelijk van het misdrijf dat werd voorbereid, varieert de strafmaat dus van acht dagen tot tien jaar.
Besluit
Voor een veroordeling wegens voorbereiding van een terroristische aanslag is geen voltooiing of begin van uitvoering vereist. Loutere informatieverzameling en planvorming kunnen volstaan als voorbereidende handelingen conform artikel 140septies, §2 Sw., mits gekoppeld aan een aantoonbaar terroristisch opzet.
Indien u vragen heeft met betrekking tot deze materie mag u onze strafrechtspecialisten van Bannister contacteren via info@bannister.be of 03 220 05 20
