Verschil tussen uitstel en opschorting

In de media horen we vaak dat iemand is veroordeeld tot een straf met uitstel of een opschorting heeft gekregen.

Hieronder leggen we uit wat opschorting en een straf met uitstel betekenen, en wat de verschillen zijn.

Opschorting

 

Bij een opschorting oordeelt de rechter dat de ten laste gelegde feiten bewezen zijn, maar schort hij de uitspraak van de veroordeling op voor een bepaalde termijn. Er wordt dus nog geen concrete straf uitgesproken.

Deze termijn, ook wel proeftermijn genoemd, kan één tot vijf jaar duren, afhankelijk van de feiten.

De rechter kan een opschorting alleen uitspreken als aan deze voorwaarden tegelijk is voldaan:

  • De verdachte mag nog niet veroordeeld zijn tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden;
  • De feiten mogen niet zo ernstig zijn dat ze meer dan vijf jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf vereisen;
  • De verdachte dient in te stemmen met de uitspraak tot opschorting.

Als de verdachte tijdens de proeftermijn nieuwe strafbare feiten pleegt waarvoor hij wordt veroordeeld, kan de opschorting worden herroepen. De rechter zal dan alsnog een straf uitspreken voor de feiten waarvoor oorspronkelijk een opschorting was toegekend.

Belangrijk: een opschorting verschijnt niet op het uittreksel uit het strafregister (het vroegere “bewijs van goed gedrag en zeden”), dat vaak nodig is bij sollicitaties.

Uitstel

 

Bij een straf met uitstel legt de rechter wel een concrete straf op, in tegenstelling tot bij een opschorting. De uitvoering van deze straf wordt echter geheel of gedeeltelijk uitgesteld voor een proeftermijn van één tot vijf jaar, afhankelijk van de feiten.

Ook bij uitstel gelden voorwaarden, maar deze zijn soepeler dan bij een opschorting:

  • De verdachte mag nog niet veroordeeld zijn tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van twaalf maanden;
  • De rechter mag de verdachte niet veroordelen tot een werkstraf of tot één of meerdere straffen van meer dan vijf jaar.

Het uitstel wordt automatisch herroepen als de verdachte tijdens de proeftermijn nieuwe strafbare feiten pleegt waarvoor hij wordt veroordeeld tot minstens zes maanden gevangenisstraf. Bij een straf van minder dan zes maanden is herroeping mogelijk maar niet automatisch. Bij herroeping moet de oorspronkelijke straf – die met uitstel was opgelegd – alsnog worden uitgevoerd.

Een cruciaal verschil is dat een straf met uitstel wél op het uittreksel van het strafregister verschijnt. Het is daarom belangrijk om na te gaan of een opschorting mogelijk en passend is, gezien de feiten. De experten van het team Strafrecht analyseren dit steeds grondig.