Secundaire victimisatie en het recht op een eerlijk proces, een belangrijke afweging.

Een slachtoffer van een misdrijf bevindt zich, zonder eigen toedoen, in een buitengewone positie. Er heeft een schokkende en plotse gebeurtenis plaastgevonden, die gepaard gaat met verschillende emoties.  Naast het moeten ondergaan van het misdrijf zelf, zijn er nadien verschillende onvoorziene gevolgen voor het slachtoffer, zowel tijdens het vooronderzoek als bij het proces ten gronde.

In het kader hiervan heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens meermaals benadrukt dat Staten een positieve verplichting hebben om aandacht te schenken aan de positie van het slachtoffer in het strafproces en in het bijzonder voor slachtoffers van seksueel misbruik.

Tijdens de strafprocedure heeft de beklaagde het recht dat het proces een eerlijk verloop kent en kan hij allerhande middelen uitvoeren om zijn verdediging ten volste te voeren. Op welke manier kan deze waarborg in harmonieus evenwicht worden gebracht met de positie van het slachtoffer?

In deze bijdrage wordt stilgestaan bij deze twee belangrijke principes, het recht op een eerlijk proces van een verdachte tegenover de positie van het slachtoffer en meer specifiek de secundaire victimisatie die een aanslepend strafproces kan teweegbrengen.

Wat is secundaire victimisatie en valt het te voorkomen?

Secundaire victimisatie kan verwoord worden als de verergering van het leed of schade van het slachtoffer door het verloop van het strafproces, bovenop het initiële leed veroorzaakt door het misdrijf.

Er zijn verschillende factoren die een invloed hebben op de mate waarop een slachtoffer het trauma in zeker mate herbeleeft. Zo wordt er onder andere gekeken naar de participatiegraad van het slachtoffer tijdens de procedure, de eventuele confrontatie met de verdachte en de hoeveelheid en correctheid van informatie die aan het slachtoffer worden meegedeeld.

De houding van de overheid ten aanzien van het slachtoffer gedurende de procedure is cruciaal om secundaire victimisatie te voorkomen. Zo oordeelde ook het Europees Hof voor de rechten van de Mens in het recente arrest B. t. Rusland van  7 februari 2023. Er werd geoordeeld dat er door de overheid te onvoorzichtig en nalatig werd omgesprongen met de kwetsbaarheid van het minderjarig slachtoffer, waardoor diens mentale en fysieke toestand verergerde. De houding van de overheid werkte dus de secundaire victimisatie net in de hand, wat uiteraard niet de bedoeling is.

Het arrest behandelde het dossier van een twaalfjarig meisje dat bij haar voogd woonde na een verblijf in een weeshuis. Ze vertelde over seksueel misbruik dat had plaatsgevonden tussen haar zevende en tiende levensjaar. Ingevolge deze verklaring werd een strafprocedure opgestart om het seksueel misbruik te onderzoeken. Gedurende deze procedure zijn er helaas echter een heel aantal zaken misgelopen, dit zowel tijdens het onderzoek als bij de procedure ten gronde.

Zo werden er vier verschillende procedures opgestart: een voor elk van de vier verdachten. Het slachtoffer werd hierdoor twaalf keer (!) verhoord door vier verschillende onderzoekers. Hier bovenop kwam nog het feit dat zij door een onvoorzichtigheid van een van de onderzoekers zelfs kortstondig in dezelfde ruimte is geweest met een van de verdachten. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat gedurende de procedures haar psychologische en fysieke toestand sterk achteruit waren gegaan en dat zij tegen het einde van de procedure zeer veel moeite had om te participeren in het proces. De overheid had geen enkele acht geslagen op het leed van het jonge slachtoffer.

Het hierboven geschetste arrest betreft gelukkig een zeer uitzonderlijke situatie, maar het toont wel aan hoe nalatigheden of onvoorzichtigheden van de onderzoekers een negatieve invloed op de psychologische toestand van een slachtoffer kunnen hebben. Zeker wanneer het gaat om een minderjarig slachtoffer, dient men extra voorzorgsmaatregelen te nemen.

In België gaat men gelukkig al een hele tijd heel wat voorzichtiger om met minderjarige slachtoffers in strafzaken. Zo is men er aandachtig voor dat het aantal verhoren van minderjarigen zoveel mogelijk beperkt wordt. Men probeert deze verhoren ook steeds door dezelfde onderzoeker te laten uitvoeren in een ‘kindvriendelijke’ ruimte. Ook tijdens de procedure voor de rechtbank slaat men acht op het voorkomen van secundaire victimisatie. Er wordt in de mogelijkheid voorzien om het proces achter gesloten deuren te laten voeren, er kan immers secundaire victimisatie optreden doordat een artikel in de krant bericht over de zaak.

Natuurlijk is er naast het slachtoffer ook steeds een verdachte die ook verschillende rechten geniet. Deze rechten van verdediging dienen tijdens de ganse strafprocedure steeds afgewogen te worden tegen de rechten van getuigen en slachtoffers. Het is de taak van de overheid om de rechten van de verdediging in harmonieus evenwicht te brengen met de rechten van slachtoffers.

Naast de verantwoordelijkheid die de overheid heeft inzake de voorkoming van secundaire victimisatie, is het ook van belang dat de ruimere omgeving van het slachtoffer zelf acht slaat op een mogelijke secundaire victimisatie. Zo kunnen bepaalde gedragingen van vrienden, familie, kennissen of zelfs collega’s hiertoe bijdragen.

Als specialisten in zedenzaken staan de strafrechtadvocaten van Bannister steeds klaar om een luisterend oor te bieden en u in alle discretie te begeleiden bij verdere juridische stappen. Aarzel niet om ons te contacteren op 03/369.28.00 of info@bannister.be.