Rouwverlof - Meer tijd om te rouwen?
Op 25 juli 2021 trad de Wet van 27 juni 2021 tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof (BS 15 juli 2021) in werking.
De oude regelgeving omtrent het rouwverlof dateerde al van 1963 en voorzag in een veel te korte periode om te rouwen. Met de nieuwe regelgeving werd het rouwverlof bij overlijden uitgebreid en de opname ervan werd flexibeler gemaakt, zowel voor werknemers, als voor zelfstandigen, als voor ambtenaren.
Maar wat houdt dit juist in en waarop heeft u recht bij een overlijden?
Werknemers en ambtenaren
Voor werknemers en ambtenaren wordt het rouwverlof geregeld in aparte regelgeving, maar deze loopt het ongeveer gelijk. Rouwverlof is een vorm van klein verlet of omstandigheidsverlof.
Voor een werknemer of een ambtenaar houdt dit in dat hij het recht heeft om van het werk afwezig te zijn met behoud van zijn normaal loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen zoals een overlijden. De duurtijd van het rouwverlof hangt af van de familieband met de overledene.
Echtgenoot, samenwonende partner en kind
Voorheen bestond het rouwverlof – voor het overlijden van de echtgenoot of de samenwonende partner, van een kind of een ‘pluskind’ of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg – uit drie dagen. Echter, de wetgever vond dit niet voldoende voor het rouwproces en het verwerkingsproces van de betrokkenen. Met de wet van 27 juni 2021 werd het rouwverlof opgetrokken tot 10 dagen. De eerste 3 dagen dienen aangewend te worden tijdens de periode tussen het overlijden en de begrafenis. De resterende 7 dagen kunnen opgenomen worden binnen het jaar na de dag van het overlijden.
Ouders
Ingeval het overlijden van een ouder, een pleegouder (i.h.k.v. langdurige pleegzorg), een stiefouder of een schoonouder van zichzelf of van zijn echtgenoot of samenwonende partner, heeft de werknemer recht op drie dagen rouwverlof.
Grootouders, broers, zussen en kleinkinderen
Bij het overlijden van broers en zussen, schoonbroers en schoonzussen, grootouders en kleinkinderen of schoonkinderen, van zichzelf of van zijn echtgenoot of samenwonende partner, wordt er een onderscheid gemaakt naarmate ze bij de werknemer inwonen of niet. Als ze inwonen krijgt men 2 dagen rouwverlof, als ze niet inwonen krijgt men 1 dag rouwverlof.
Pleegkind bij kortdurende pleegzorg
Bij het overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden krijgt de werknemer slechts één dag, namelijk de dag van de begrafenis.
De werknemer kan, op zijn vraag, in onderling overleg met zijn werkgever een alternatieve rouwperiode overeenkomen.
Zelfstandigen
De wet voorziet voor zelfstandigen een andere regeling. Zij krijgen, wanneer zij tijdelijk hun beroepsactiviteit onderbreken vanwege een overlijden, een uitkering van 10 dagen toegekend.
Het moet gaan om een overlijden van hun echtgenoot of samenwonende partner, een natuurlijk kind of een adoptiekind van zichzelf of van hun echtgenoot of samenwonende partner of het overlijden van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg.
Het bedrag van de uitkering wordt vastgesteld op basis van een periode van werkonderbreking van 10 dagen. Zowel de zelfstandigen als de helpers en de meewerkende echtgenoten hebben recht op deze uitkering.
Wenst u meer informatie hierover of wilt u worden bijgestaan door een gespecialiseerde advocaat? Neem dan gerust contact met ons op via info@bannister.be of via 03.369.28.00.