Recente coronamaatregelen voor bedrijven

In deze bijdrage brengen we u op de hoogte van enkele recente maatregelen die moeten helpen om de economische en juridische impact van de coronacrisis te milderen. 

– Op 9 april 2020 trad het KB nr. 2 van 9 april 2020 in werking met betrekking tot “de verlenging van de verjaringstermijnen en de andere termijnen om in rechte te treden, alsmede de verlenging van de termijnen van de rechtspleging en de schriftelijke behandeling voor de hoven en rechtbanken”.

Hierna de belangrijkste gevolgen van dit besluit:

      • In het kader van het gerechtelijk recht/burgerlijk procesrecht worden de termijnen van rechtspleging (i.e. om een rechtshandeling te stellen zoals verjaringstermijnen) of om een rechtsmiddel in te stellen (bijvoorbeeld hoger beroep, verzet of derdenverzet) verlengd met 1 maand als de termijn die verlengd moet worden normaal zou verstrijken in de periode van 9 april tot en met 17 mei 2020. De termijnen worden dus verlengd tot en met 3 juni 2020.

Bij de eerste verlenging van deze maatregelen bij KB van 28 april 2020, werd de einddatum (voorheen 3 mei 2020) van voormelde verlenging niet mutatis mutandis verlengd. Het is (goed) mogelijk dat deze maatregelen nog verder zullen worden verlengd en dat deze einddatum ook nog verder zal worden verlegd in de tijd.

      • In burgerlijke zaken vinden in principe geen pleidooien meer plaats, tenzij de partijen zich verzetten en dus nadrukkelijk om mondelinge behandeling vragen in welk geval de zaken worden uitgesteld of naar de rol worden verzonden (i.e. onbepaald uitgesteld). Daardoor wordt de schriftelijke behandeling de regel op basis van de door de partijen neergelegde conclusies en stavingstukken (voorlopig). Ook deze regel geldt (voorlopig) voor alle zaken vanaf 11 april tot en met 17 juni 2020.

– Eveneens op 9 april 2020 verscheen het KB nr. 4 “houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie”. Voor algemene vergaderingen van vennootschappen en verenigingen alsook vergaderingen van bestuursorganen daarvan trad dit besluit retroactief in werking vanaf 1 maart 2020. Het besluit voorziet een oplossing voor de organisatie van algemene vergaderingen (van aandeelhouders of mede-eigenaars) en vergaderingen van bestuursorganen die in het licht van de coronamaatregelen uiteraard helemaal niet evident is:

      • Voor vennootschappen en verenigingen die hun algemene vergaderingen in principe moeten of moesten oproepen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, geldt dat indien deze niet kan doorgaan zonder fysieke aanwezigheid (door schriftelijke besluitvorming m.a.w.) deze mag worden uitgesteld tot de huidige toestand is genormaliseerd. Als de algemene vergadering zonder fysieke aanwezigheid kan plaatsvinden, gebeurt dat in principe op de in statuten voorziene datum. Indien mogelijk, geniet schriftelijke afhandeling ook hier de voorkeur.
      • Het bestuursorgaan mag de algemene vergadering dus uitstellen om ze dan te laten plaatsvinden binnen de 10 weken na de uiterste datum waarop de algemene vergadering wettelijk moet plaatsvinden.

Bijvoorbeeld: vennootschappen met een boekjaar dat gelijkloopt met het kalenderjaar moeten hun jaarlijkse/gewone algemene vergadering in principe organiseren binnen de 6 maanden na de afsluiting van het boekjaar ofwel uiterlijk op 30 juni. Het uitstel laat dus toe dat de algemene vergadering wordt uitgesteld en plaatsvindt ten laatste tien weken later ofwel op 8 september 2020.

Bij de eerste verlenging van deze maatregelen bij KB van 28 april 2020, werd de termijn van 10 weken of de einddatum daarvan niet mutatis mutandis verlengd. Het is (goed) mogelijk dat deze maatregelen nog verder zullen worden verlengd en dat deze einddatum ook nog verder zal worden verlegd in de tijd. 

– Op 25 april 2020 trad tenslotte (niet retroactief) het KB nr. 15 “betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID-19 crisis” in werking. Dit besluit moet broodnodige ademruimte bieden voor ondernemingen die door de coronacrisis in een precaire situatie terechtkomen. Het besluit voorziet maatregelen voor alle ondernemingen die (i) als gevolg van de coronacrisis en de gevolgen daarvan hun continuïteit bedreigd zien maar (ii) op 18 maart 2020 niet in staking van betaling waren (cfr. de faillissementsvoorwaarden). De hierna bondig toegelichte maatregelen van opschorting gelden (voorlopig) voor de periode van 25 april 2020 tot 17 mei 2020:

      • Het besluit voorziet een opschorting van het bewarend en het uitvoerend beslag alsook van de aanwending of de voorzetting van de middelen tot tenuitvoerlegging. Uitgezonderd van deze regeling zijn (i) het bewarend en uitvoerend beslag op onroerend goed, (ii) bewarend beslag op zeeschepen en binnenschepen en (iii) – belangrijk – pandverzilvering. Bewarend en uitvoerend beslag onder derden (zoals op een bankrekening, op schuldvorderingen of op loon) blijven in principe mogelijk.
      • De opschorting beschermt de roerende goederen van de onderneming, zoals productiemiddelen die nodig zijn voor de continuïteit van de onderneming. De opschorting geldt voor alle schulden (ook de eraan verbonden intresten) van de onderneming.
      • Belangrijk is dat het besluit ook schulden voorziet die vervat zijn in een gehomologeerd reorganisatieplan in het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord, in zover het reorganisatieplan gehomologeerd werd voor of na 25 april 2020. De betaling van deze schulden mag (moet niet, vrijwillige betaling mag uiteraard) verlengd worden met “een duur die gelijk is aan de duur van de opschorting” bedoeld in het besluit (m.a.w. vooralsnog met 3 weken).
      • Voor de duur van het door dit besluit toegekende opschorting, kunnen in principe verder geen faillissementen of gerechtelijke ontbindingen worden uitgesproken. Wat faillissementen betreft gelden uitzonderingen voor dagvaardingen in faillissement door het Openbaar Ministerie of bij aangifte van het faillissement door de onderneming zelf. Daarbij past een belangrijke kanttekening: ook de termijn waarbinnen normaal een aangifte van faillissement moet gebeuren (1 maand) wordt door dit besluit verlengd.
      • Tenslotte en ook ingrijpend, voorziet het besluit in een opschorting van de mogelijkheid tot gerechtelijke of eenzijdige ontbinding van overeenkomsten gesloten voor 25 april 2020. De opschorting geldt voor de uitvoering van verbintenissen die betrekking hebben op “geldschulden” en “conventionele mechanismen die aan de niet betaling zijn gekoppeld” en dewelke volgens de overeenkomst opeisbaar zijn. De opschorting geldt niet voor arbeidsovereenkomsten. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan in een procedure zoals in kort geding uitzoderingen toestaan en de opschorting geheel of gedeeltelijk opheffen, waarbij een onderzoek naar de causaliteit met de gevolgen van de coronacrisis centraal zal staan.

Bannister Advocaten   

Bij Bannister Advocaten staan Mr. Christophe VAN MECHELEN, Mr. Roeland VANSTAEN en Mr. Lore VEYT paraat om u met raad en daad te begeleiden in het opvangen van de bedrijfseconomische en juridische gevolgen van de coronacrisis.

We helpen u graag bij het in kaart brengen en zo veel mogelijk oplossen van de zorgen en werkpunten waarmee ondernemingen geconfronteerd (zullen) worden.

Wij wensen u ondertussen eerst en vooral een goede gezondheid en veel moed en optimisme in het bestrijden van de coronacrisis.

Mr. Christophe VAN MECHELEN
Mr. Roeland VANSTAEN
Mr. Lore VEYT

30 april 2020