Onwerkzame voorlopige hechtenis

Is het mogelijk om een vergoeding te krijgen wanneer men onnodig een periode in voorlopige hechtenis heeft moeten doorbrengen? In dit artikel wordt dieper ingegaan op het principe van de onwerkzame, of onwerkdadige voorlopige hechtenis, en welke voorwaarden er gelden om voor een vergoeding in aanmerking te komen.

Een financiële tegemoetkoming is voorzien in het Belgisch rechtssysteem, voor bepaalde personen die ten onrechte in voorlopige hechtenis dienden te verblijven.

Om aanspraak te maken op een dergelijke vergoeding moeten er wel een aantal voorwaarden vervuld zijn die werden vastgelegd in de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis.

Allereerst moet men meer dan acht dagen in voorlopige hechtenis hebben verbleven en mag de voorlopige hechtenis niet te wijten zijn geweest aan de persoonlijke gedragingen van de persoon in kwestie.

Bij de beoordeling van de persoonlijke gedragingen van de persoon in kwestie, moet gekeken worden naar een combinatie van gedragingen, zoals bijvoorbeeld een moeizaam verloop van de eerste verhoren, strafrechtelijke voorgaanden of niet-medewerking bij huiszoekingen of uitlezingen van digitale dragers.

Het is hierbij belangrijk om op te merken dat deze “persoonlijke gedragingen” niet verward mogen worden met de aanwijzingen van schuld. Het loutere feit dat iemand op het eerste zicht betrokken leek bij een misdrijf kan dus niet leiden tot een ontzegging van de vergoeding.

Vervolgens moet worden aangetoond dat de voorlopige hechtenis onnodig bleek.

Dit kan wanneer de persoon in kwestie rechtstreeks of onrechtstreeks buiten de zaak is gesteld, wanneer de persoon het bewijs levert dat hij onschuldig is, wanneer zou blijken dat de strafvordering reeds verjaard was voordat hij in voorhechtenis werd genomen of indien hij een beschikking of arrest van buitenvervolgingstelling heeft bekomen waarin uitdrukkelijk is vastgesteld dat het feit waardoor hij in hechtenis werd genomen geen misdrijf is.

Om de vergoeding aan te vragen moet men een verzoekschrift sturen naar de minister van Justitie. Die moet dan binnen de zes maanden beslissen over de gegrondheid van het verzoek.

Als de minister het verzoek afwijst, of niet binnen de zes maanden beslist, kan men hiertegen in beroep gaan doormiddel van het neerleggen van een verzoekschrift, ter griffie van het Hof van Cassatie. Het beroep zal dan worden behandeld door de Commissie Onwerkzame Hechtenis, die in principe bestaat uit de Eerste Voorzitter van het Hof van Cassatie, de Eerste Voorzitter van de Raad van State en de Deken van de nationale Orde van Advocaten.

Zowel materiële als morele schade komen in aanmerking voor vergoeding. Deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid, en met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en privaat belang. Dit houdt dus in dat niet noodzakelijk alle geleden schade wordt vergoed.

Zat u in het kader van een strafrechtelijk onderzoek onterecht in voorlopige hechtenis? Dan kan u ons contacteren via info@bannister.be of via ons telefoonnummer 03/369.28.00. Onze gespecialiseerde advocaten weten precies wat ze moeten doen om een vergoeding te bekomen, en helpen u graag verder.