Niet meewerken met de sociale inspectie: strafbaar of niet?

Voor elke werkgever is een controle door de sociale inspectie vroeg of laat onvermijdelijk. Een onaangekondigd inspectiebezoek kan spanningen veroorzaken, vooral wanneer werkgevers of medewerkers niet spontaan meewerken of zich verzetten tegen bepaalde onderzoeksdaden. Maar wanneer is een gebrek aan medewerking strafbaar? Wat zijn de grenzen van de bevoegdheden van sociale inspecteurs en wanneer is er sprake van “belemmering van toezicht”? In dit artikel beantwoorden we deze vragen aan de hand van relevante wetsartikelen en een praktijkvoorbeeld.
Bevoegdheden van de sociale inspectie
België telt verschillende sociale inspectiediensten, waaronder de RVA, RSZ, TSW en het RSVZ. Deze diensten zijn bevoegd om arbeidsplaatsen zowel overdag als ’s nachts te betreden, met of zonder voorafgaande aankondiging.
Eenmaal binnen beschikken inspecteurs op grond van artikel 28, §1 van het Sociaal Strafwetboek over de bevoegdheid om twee types informatiedragers te onderzoeken:
- Gegevens van sociale aard.
- Alle andere gegevens die krachtens de wetgeving moeten worden opgesteld, bewaard of bijgehouden, zelfs als de inspecteurs zelf niet bevoegd zijn voor toezicht op die specifieke regelgeving.
Deze bevoegdheid kent echter grenzen: de wet voorziet in een cascadesysteem, geregeld in artikel 28, §3. Dit systeem vereist dat de inspectie eerst vraagt om vrijwillige overhandiging van de gegevens. Pas wanneer:
- de werkgever of zijn vertegenwoordiger weigert,
- geen medewerking verleent, of
- niet aanwezig is tijdens de controle,
mag de inspecteur zelf actief op zoek gaan naar de documenten.
Verzet tegen het onderzoek: wat mag en wat niet?
Wat als de werkgever weigert om documenten vrijwillig over te leggen en niet wenst dat de sociale inspectie op eigen initiatief gaat rondneuzen? De wet staat verzet toe, zonder dat fysieke tegenwerking nodig is – een louter verbaal of schriftelijk verzet volstaat. In de praktijk gaan inspecteurs echter vaak door met hun onderzoek, ondanks uitdrukkelijk verbaal verzet of zelfs een schriftelijke verklaring van de raadsman van de werkgever.
Fysiek verzet is niet vereist en wordt evenmin verwacht van de wetgever om duidelijk te maken dat men zich verzet tegen een bepaald onderzoek. Uit de Memorie van Toelichting valt niet af te leiden dat het verzet een actief karakter moet hebben of gepaard moet gaan met fysieke handelingen. Voormalig minister van Justitie Stefaan De Clerck heeft verduidelijkt dat het verzet ook kan bestaan uit het afleggen van een verklaring. Het volstaat dus om mondeling en duidelijk te stellen dat men zich verzet tegen de zoeking. Noch de wettekst van het Sociaal Strafwetboek, noch de parlementaire voorbereiding vereisen een actieve of fysieke tegenwerking.
Het gevolg van het verzet – ook al is het toegestaan – kan echter verstrekkend zijn: indien de inspectie oordeelt dat zij werd gehinderd in haar toezicht, kan dit leiden tot een proces-verbaal wegens belemmering van toezicht, zoals bepaald in artikel 28, §3.
Praktijkvoorbeeld
In een recente zaak werd een cliënt – een horeca-uitbater – vervolgd voor meerdere inbreuken op het Sociaal Strafwetboek, waaronder belemmering van toezicht. Volgens de inspectie werd het toezicht verhinderd doordat werknemers de toegang tot de zaak weigerden.
Onze cliënt was op dat moment echter niet aanwezig. Er was dan ook geen sprake van enige opzettelijke belemmering door de werkgever zelf. De rechtbank volgde deze redenering en sprak de cliënt vrij. De visie van het Openbaar Ministerie – dat ook afwezigheid geen beletsel vormt voor vervolging indien de belemmering ‘georganiseerd’ zou zijn – werd verworpen.
Belemmering van toezicht: een ernstig misdrijf?
Het misdrijf van belemmering van toezicht is opgenomen in artikel 209 van het Sociaal Strafwetboek en valt onder sanctieniveau 4, het hoogste niveau. Dit kan leiden tot een gevangenisstraf tot drie jaar.
Het volstaat echter niet dat de inspectie zich gehinderd voelt. Zoals bij elk strafbaar feit moeten er twee constitutieve elementen aanwezig zijn:
- Een materieel bestanddeel: een actieve handeling of een passief verzuim dat het toezicht effectief heeft belemmerd
- Een moreel bestanddeel: het opzettelijk karakter, waarbij de dader bewust de controle heeft willen tegenwerken.
Ontbreekt één van beide, dan kan er geen sprake zijn van een strafrechtelijke veroordeling.
Om het even wie die het toezicht belemmert – “(…) zij die het toezicht belemmeren (…)” – komt in aanmerking voor strafrechtelijke vervolging, dus niet enkel de werkgever.
Conclusie
Een sociale inspectie heeft ruime bevoegdheden, maar deze zijn aan regels onderworpen. Werkgevers mogen zich verzetten tegen een onderzoek. Alleen wanneer er sprake is van een opzettelijke belemmering door een materiële daad of verzuim, kan men strafrechtelijk worden vervolgd.
Een inspectiebezoek kan verstrekkende juridische gevolgen hebben, zowel administratief als strafrechtelijk. Het is daarom essentieel dat u als werkgever uw rechten en verplichtingen kent. Heeft u vragen, of wordt u geconfronteerd met een onderzoek of vervolging op basis van het Sociaal Strafwetboek? Onze gespecialiseerde strafrechtexperten staan klaar om u deskundig te begeleiden en uw belangen te behartigen.