Het spanningsveld tussen de zorgvolmacht en het voorlopig bewind bij wilsonbekwame personen
Gedurende het verloop van een mensenleven is het niet ondenkbaar dat op een bepaald moment de algemene gezondheidstoestand van een meerderjarig persoon sterk achteruitgaat. Dit kan tot op een punt vorderen waarbij de betrokken persoon niet meer in staat is om zijn dagdagelijkse taken uit te voeren en zijn vermogen in het algemeen te beheren.
Verscheidene ziektes, met dementie als schoolvoorbeeld, liggen aan de basis van de nood aan beschermingsmaatregelen voor deze wilsonbekwame personen.
De twee belangrijkste beschermingsmaatregelen op heden zijn de zorgvolmacht en het voorlopig bewind.
Het gebruik van de zorgvolmacht zit de laatste jaren sterk in de lift, onder andere door de autonomie voor de te beschermen persoon. Maar hoe verhoudt deze zorgvolmacht zich ten opzichte van het voorlopig bewind dat kan opgelegd worden door de vrederechter?
De zorgvolmacht als buitengerechtelijke beschermingsmaatregel
In de eerste plaats is het mogelijk om een wilsonbekwame persoon te beschermen via een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel, door middel van een zorgvolmacht.
Deze rechtsfiguur werd in het leven geroepen met de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid.
Dit statuut zorgt voor een meer informele bescherming, waarbij de vrederechter in principe niet aan bod hoeft te komen. Op die manier staat de autonomie van de te beschermen persoon centraal en kan deze persoon eenvoudig iemand aanduiden uit de sociale omgeving (zoals een zoon en/of dochter) om bepaalde handelingen met betrekking tot het vermogen te stellen.
De te beschermen persoon moet op ogenblik van het sluiten van de zorgvolmacht wilsbekwaam zijn en de zorgvolmacht wordt afgesloten bij een notaris. Om geldig te zijn moet de zorgvolmacht ook geregistreerd worden in het Centraal Register voor Lastgevingen.
Met een zorgvolmacht kan men met andere woorden anticiperen op een eventuele wilsonbekwaamheid in de toekomst.
Wel is het belangrijk om op te merken dat de wilsonbekwame persoon in dit geval nog steeds vrij is om over het eigen vermogen te beschikken.
Het voorlopig bewind als rechterlijke beschermingsmaatregel
Een andere mogelijkheid is dat de vrederechter een rechterlijke beschermingsmaatregeloplegt aan een wilsonbekwame persoon, wanneer deze niet meer in staat is om zijn belangen van persoonlijke en/of vermogensrechtelijke aard zelf waar te nemen.
Artikel 492 van het Burgerlijk Wetboek stipuleert dat dit gebeurt wanneer vastgesteld wordt dat dit noodzakelijk is en dat de bestaande wettelijke of buitengerechtelijke bescherming niet volstaat.
Het aanstellen van een bewindvoerder heeft tot gevolg dat het beheer over het vermogen van de wilsonbekwame persoon wordt geformaliseerd en onder toezicht van de vrederechter wordt geplaatst. Deze voorlopige bewindvoerder kan iemand zijn uit het sociale netwerk van de wilsonbekwame persoon of een neutrale derde.
Zeker bij eventuele discussie tussen de familieleden of indien er nog geen adequate buitengerechtelijke bescherming voorhanden is, bewijst dit regime zijn nut.
Verhouding tussen de zorgvolmacht en het voorlopig bewind
Maar hoe verhouden deze twee beschermingsregimes zich nu ten opzichte van elkaar, wat gebeurt er bij discussie en waar ligt de lijn voor een eventuele overgang?
Het principiële uitgangspunt is dat een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel de voorkeur geniet boven een rechterlijke bescherming. Dit principe noemt men in juridisch jargon de subsidiariteit.
Als het vermogen adequaat beheerd kan worden zonder een procedure voor de vrederechter op te starten; door middel van een bestaande zorgvolmacht dus, is er geen reden tot invoering van een voorlopig bewind.
Toch bestaan er situaties waarin de huidige zorgvolmacht niet langer voldoende bescherming biedt. Dergelijke buitengerechtelijke beschermingsmaatregel kan namelijk enkel betrekking hebben op handelingen van vermogensrechtelijke aard en slechts beperkte persoonsgebonden aangelegenheden.
Een voorlopig bewind daarentegen kan betrekking hebben op zowel de goederen als de persoon in zijn geheel.
Dit betekent echter niet dat bij overgang naar het voorlopig bewind, de zorgvolmacht noodzakelijkerwijs zijn uitwerking verliest. Artikel 492, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat de buitengerechtelijke bescherming van toepassing blijft in de mate dat hij verenigbaar is met de rechterlijke beschermingsmaatregel.
De zorgvolmacht kan wel in zijn geheel vervangen worden door een voorlopig bewind indien er bezwaren zijn aangaande de volmachtdrager of de uitvoering van de zorgvolmacht strijdig zou zijn met het individuele belang van de volmachtgever.
In ieder geval zal de vrederechter de spilfiguur zijn bij eventuele discussies en overgang of behoud van het regime.
Hebt u vragen over dit onderwerp? Onze specialisten adviseren u graag. Contacteer ons via info@bannister.be of op 03/369.28.00