De minnelijke schikking onder vuur?

Op 01/04/2020 diende parlementslid Marco Van Hees (PvdA) een wetsvoorstel in met het doel om de verruimde minnelijke schikking in strafzaken ongedaan te maken.
In zijn voorstel gaat de heer Van Hees uit van het feit dat de regeling, zoals die nu bestaat, een ongelijke behandeling doet ontstaan tussen rijken en armen. Deze ongelijkheid is dan ook de hoofdreden waarom hij het wetsvoorstel indient.

De contra-argumenten

Meer specifiek haalt de heer Van Hees aan dat de minnelijke schikking in strafzaken antidemocratisch zou zijn, omdat de daders van financiële misdrijven de dans kunnen ontspringen, hetgeen afdoet aan het ontradend effect van het strafrecht.

Vervolgens worden de verschillende wijzigingen van de minnelijke schikking besproken. De focus ligt hier op de wijzigingen die hebben geleid tot de verruiming van het concept, waardoor de minnelijke schikking momenteel kan toegepast worden naar aanleiding van een hele resem misdrijven.

Als gevolg van die verruiming wordt, zogezegd, opnieuw een verschil gecreëerd tussen de verschillende klassen in onze samenleving en dan vooral omdat gevallen van grote fiscale fraude niet uitgesloten worden van het toepassingsgebied.

Daarna haalt de heer Van Hees verschillende voorbeelden aan van situaties waarin de verruimde minnelijke schikking al dan niet werd toegepast. Het meest frappante voorbeeld: de muffindief die een aantal vervallen muffins uit een afvalcontainer gestolen had en alsnog voor de correctionele rechtbank moest verschijnen.

Of het parket op één of andere manier een voorstel tot minnelijke schikking deed of de muffindief er zelf om vroeg – hetgeen zijn recht is, wordt echter in het midden gelaten.

Als besluit stelt de PvdA’er uiteindelijk het volgende:

De verruimde minnelijke schikking in strafzaken moet nú worden hervormd. Het gerecht wekt immers niet langer de indruk dat het voor elke burger gelijk is. De rechtsbedeling moet voor iedereen, arm of rijk, op dezelfde wijze gebeuren.

De genegeerde pro-argumenten

Hoewel er zeker iets te zeggen valt voor het argument dat er indirect een onderscheid gemaakt wordt tussen arm en rijk, wanneer er toepassing wordt gemaakt van de verruimde minnelijke schikking, vergeet de heer Van Hees een aantal argumenten in het voordeel van de verruimde minnelijke schikking.

Zo moet bijvoorbeeld opgemerkt worden dat de minnelijke schikking vooral tot doel heeft om in financiële en economische strafzaken, die vaak zeer complex zijn en veel tijd en middelen vereisen (hetgeen zeker het geval is wanneer er sprake is van grote fiscale fraude), op snelle wijze een gepaste straf op te leggen.

Het zou immers een grotere verspilling van middelen uitmaken moest een strafrechtelijke procedure voor de rechtbank opgestart worden om dan uiteindelijk de beklaagden veroordeeld te zien worden tot een geldboete en andere geldelijke straffen, die qua grootheid niet veel verschillen van de som die in het kader van de minnelijke schikking betaald had moeten worden – als de beklaagden überhaupt al veroordeeld worden.

Daarnaast hoeft het ook niet te verbazen dat in een rondzendbrief van ex-minister Koen Geens gesteld wordt dat “de onzekere financiële situatie waarin de betrokkene zich zou bevinden en die het hem onmogelijk zou maken zelf de verschuldigde geldsom te betalen […] ertoe [kan] leiden dat een andere maatregel (vorming, behandeling of dienstverlening) of vervolging voor de rechtbank eerder aangewezen lijkt”.

Evenmin hoeft het te verbazen dat de heer Van Hees dezelfde paragraaf aanhaalt als argument tegen de minnelijke schikking, omdat de omzendbrief op basis hiervan zou aantonen dat de minnelijke schikking enkel bedoeld is voor mensen met veel geld.

Echter, de PvdA-parlementariër vergeet hierbij dat het parket evenzeer middelen moet besteden aan het voorbereiden van een minnelijke schikking – zonder een initieel onderzoek zal de verdachte immers ook niet bewogen worden tot het akkoord gaan met een minnelijke schikking – en dan ook quasi zeker wil zijn van de kans op het succesvol afronden ervan.

Indien vanaf het begin al duidelijk is dat de verdachte de maatschappelijke schade – die de basis zal vormen voor de te betalen som – niet zal kunnen vergoeden, is het dan ook logisch dat het parket de minnelijke schikking niet zal nastreven.

Bovendien toont dit laatste argument ook geenszins aan waarom de minnelijke schikking niet nuttig zou zijn.

Ten slotte moet benadrukt worden dat de verruimde minnelijke schikking inderdaad vaker toegepast wordt in financiële zaken, waarin statistisch gezien vaker rijkelui betrokken zijn. Maar dit element houdt geenszins in dat het concept niet toegepast kan worden op andere zaken waarin in minderbedeelden betrokken zijn.

Integendeel, door de verruiming van het concept vallen juist méér misdrijven onder het toepassingsgebied ervan, waardoor meerdere daders in aanmerking komen en het parket zijn middelen kan besteden aan misdrijven die bijvoorbeeld de fysieke integriteit van slachtoffers aantasten; misdrijven die trouwens wél uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de minnelijke schikking.

In ieder geval kan gesteld worden dat het voorlopig nog maar om een wetsvoorstel gaat en dat de kogel voorlopig dus ook nog niet door de kerk is.

Wanneer er meer duidelijkheid is, zullen wij uiteraard niet nalaten u hiervan op de hoogte te brengen.

Wenst u hierover meer informatie, neem dan gerust contact met ons via info@bannister.be of 03/369.28.00.