De klacht met burgerlijke partijstelling, een blijver of niet?

Artikel 63 van het Belgisch wetboek van strafvordering laat toe dat een individu op eigen initiatief een strafprocedure kan opstarten jegens een ander individu of rechtspersoon. Eender welke persoon kan dus een strafrechtelijk onderzoek opstarten door een klacht met burgerlijke partijstelling neer te leggen in handen van een onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter is dan verplicht om akte te nemen van de klacht met burgerlijke partijstelling en om een onderzoek te starten. De onderzoeksrechter kan op dat moment niet oordelen over de opportuniteit, de pertinentie of de wenselijkheid van een dergelijk onderzoek.

Hoe verloopt zo’n procedure?

De persoon tegen wie de klacht met burgerlijke partijstelling werd neergelegd, kwalificeert vanaf dat moment als een “met een inverdenkinggestelde gelijkgesteld persoon”. Het gevolg van deze kwalificatie is dat deze persoon in ieder geval voor de raadkamer zal moeten verschijnen. De raadkamer zal dan – nadat het onderzoek gevoerd is – moeten oordelen of de feiten die aan de klacht ten gronde liggen door de strafrechter beoordeeld dienen te worden of niet.
Vooraleer de zaak voor de raadkamer komt, moeten er heel wat verschillende handelingen uitgevoerd worden door de onderzoekende instanties. De onderzoeksrechter dient een onderzoek te voeren, af te sluiten en via een beschikking tot mededeling over te maken aan de Procureur des Konings. De Procureur des Konings dient een eindvordering op te stellen.
Dit alles moet gebeuren, zelfs wanneer de onderzoeksrechter of de Procureur des Konings menen dat het onderzoek niet over strafrechtelijke feiten gaat of dat het niet opportuun of wenselijk is om een onderzoek te voeren.

Nood aan hervorming?

De klacht met Burgerlijke Partijstelling is een rechtsfiguur die enkel in België en Frankrijk nog steeds gehanteerd wordt. In andere landen, zoals Nederland, Spanje en Italië ligt het vervolgingsbeleid volledig in handen van het Openbaar Ministerie en kan een burger op eigen initiatief geen strafrechtelijk onderzoek tot stand brengen.
Doordat België aan iedere individuele burger toelaat om een strafrechtelijk onderzoek te doen starten, is het moeilijk voor een het Openbaar Ministerie om een efficiënt vervolgingsbeleid uit te werken.

Het gevolg is dat onderzoeken, die opgestart werden naar aanleiding van een dergelijke klacht met burgerlijke partijstelling, vaak een lage prioriteit toegewezen krijgen. De doorlooptijd (de tijd tussen het starten en het afsluiten van een onderzoek) is beduidend langer dan wanneer een onderzoek door het Openbaar Ministerie zelf wordt opgestart. Bovendien resulteren dergelijke onderzoeken vaker in een buitenvervolgingstelling, dan de onderzoeken die op initiatief van het Openbaar Ministerie opgestart werden.

Het huidig voorliggend voorstel tot hervorming van het wetboek van strafvordering wenst de rechtsfiguur van de klacht met burgerlijke partijstelling uit het Belgische recht te doen verdwijnen. Volgens de voorstanders van dit voorstel kan het strafrechtelijk vervolgingsbeleid op die manier efficiënter uitgewerkt en uitgevoerd worden.

Is er dan geen enkel recht voor de burger om een strafrechtelijk onderzoek te doen opstarten?

Volgens de Europese slachtofferrichtlijn is dat niet het geval. Wanneer een burger zelf geen strafrechtelijk onderzoek kan laten opstarten, moet er een alternatief voorzien worden. Wanneer het Openbaar Ministerie van mening is dat een onderzoek “geseponeerd” dient te worden, moet de burger – indien hij zelf geen strafrechtelijk onderzoek kan doen starten – de mogelijkheid hebben om beroep aan te tekenen tegen een dergelijke sepotbeslissing. Het is deze piste die het voorstel tot hervorming van het wetboek van strafvordering wil volgen.
Of het federaal parlement het voorstel tot hervorming zal goedkeuren, zal de toekomst nog moeten uitwijzen. In de tussentijd blijft de figuur van de klacht met burgerlijke partijstelling voortbestaan.

Het is – gelet op de bovenstaande cijfers – belangrijk om een klacht met burgerlijke partijstelling steeds op een professionele wijze door een advocaat uiteen te laten zetten. Het is de wijze waarop deze klacht geformuleerd wordt, die de gegrondheid en prioriteitsgraad van het te voeren onderzoek zal bepalen.

Het team strafrecht van Bannister advocaten kent een jarenlange ervaring met het opstellen van klachten met burgerlijke partijstelling en weet op welke manier naar een grondig gerechtelijk onderzoek toegewerkt dient te worden.

Wenst u meer informatie over de klacht met burgerlijke partijstelling of wilt u worden bijgestaan door een gespecialiseerde advocaat? Neem dan gerust contact met ons op via info@bannister.be of via 03.369.28.00.

Auteur: Ward Reniers
23 november 2020