Bannister verkrijgt vrijspraak voor vermeend vluchtmisdrijf
D.B. diende zich te verantwoorden voor de Politierechtbank van Gent, waarbij hem ten laste gelegd werd een ongeval met vluchtmisdrijf te hebben veroorzaakt en dit in staat van dronkenschap. Onze confrater Meester Verhoeven analyseerde het verhaal van de heer D.B. zeer grondig en vertegenwoordigde hem met succes ter zitting.
Feiten
Bestuurder D.B. reed achterwaarts in een éénrichtingsstraat om daar een parkeerplaats in te kunnen nemen. Bij het uitvoeren van dit manoeuvre tikte hij echter zeer licht de voorzijde van een ander geparkeerd voertuig aan.
Dhr. D.B. stapte uit en vergewiste zich er correct van of er toch zeker geen schade was aan één van de voertuigen. Gezien er geen zichtbare schade merkbaar was en het naar aanvoelen van de heer D.B. over een uiterst zachte aanraking ging, zette hij zijn weg te voet verder.
Een passerende patrouille merkte echter op dat heer D.B. moeilijk te been was – beschreven als ‘zwalpend’ in het latere proces-verbaal – en linkten dit aan een mogelijkse alcoholintoxicatie. De heer D.B. werd onderworpen aan een alcoholcontrole, met als eindresultaat 0,63 mg/l UAL (te weten 1,45 promille).
Beoordeling door de rechtbank
‘dronkenschap’
Vooreerst dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen een loutere alcoholintoxicatie en dronkenschap.
Van zodra u meer blaast dan het toegelaten gehalte (>0,21 mg/l UAL) is sprake van een strafbare alcoholintoxicatie. Indien u daarnaast ook duidelijk tekenen vertoont, waardoor het lijkt alsof u de controle over uw daden verloren bent, kan er sprake zijn van dronkenschap.
Dit onderscheid is van belang op twee gebieden. Zo zal de strafmaat enerzijds hoger liggen bij dronkenschap dan bij (lichte) intoxicatie. Anderzijds zal dronkenschap een grond bieden voor de verzekeringsmaatschappij om enige vergoedingen, die zij aan anderen hebben moeten betalen ingevolge het schadegeval, van u terug te vorderen. Dit laatste zal dus niet het geval zijn wanneer er enkel sprake is van intoxicatie.
Informeer u dan ook goed voorafgaand aan een zitting waarop u zich dient te verantwoorden voor dergelijke feiten, aangezien dit een wezenlijk verschil kan maken naar financiële gevolgen.
De vaststellingen van de verbalisanten zullen daarbij doorgaans van doorslaggevende aard zijn voor een rechter om tot de dronkenschap te besluiten. Zij gaan immers deze uiterlijke kenmerken na (oriëntatie in tijd en ruimte, spraak, gang,…) en noteren deze in het proces-verbaal.
Belangrijk in deze zaak was dat de cliënt onmiddellijk na de feiten (behoorlijk en zonder onregelmatigheden) verhoord kon worden. Door Mr. Verhoeven werd dan ook geargumenteerd dat hieruit diende te worden opgemaakt dat de heer D.B. wel degelijk nog de controle had over zijn daden, hetgeen ook moest blijken uit zijn goede oriëntatie in tijd en ruimte. Deze elementen dienden aldus zwaarder door te wegen dan de loutere vermelding door de verbalisanten dat zij de heer D.B. zagen ‘zwalpen’ in de straat.
De rechtbank volgde deze argumentatie en besloot dan ook dat er onvoldoende bewijs voorlag om tot de dronkenschap te besluiten.
Voor de intoxicatie zelf werd de heer D.B. veroordeeld tot een weekendrijverbod van 15 dagen (weekend) en de minimumgeldboete van € 1.600,00, die bovendien voor de helft met uitstel werd toegekend.
het vermeende vluchtmisdrijf
Overeenkomstig artikel 33 Wegverkeerswet pleegt een bestuurder van een voertuig vluchtmisdrijf wanneer deze weet dat dit voertuig de oorzaak van dan wel aanleiding tot een wegverkeersongeval is geweest, en de vlucht neemt om zich aan dienstige vaststellingen te onttrekken.
Opdat men veroordeeld kan worden voor vluchtmisdrijf is in eerste instantie dus noodzakelijkerwijze sprake van een verkeersongeval én bovendien ook een bijzonder opzet om zich wetens en willens aan vaststellingen onttrekken.
Dus dient het Openbaar Ministerie aan te tonen dat er een schadegeval was en de betrokken bestuurder in kwestie doelbewust de plaats van de aanrijding heeft verlaten.
In voorliggend geval werd door Mr. Verhoeven gewezen op het feit dat er geen schade aan beide voertuigen kon worden vastgesteld en er dus op zich reeds geen sprake kon zijn van een ‘wegverkeersongeval’. Ook uit de verdere handelingen van de heer D.B. bleek op geen enkel moment dat hij enige intentie zou hebben gehad om vervolgens doelbewust de plaats te verlaten.
Op basis van deze elementen diende ook de Politierechter vast te stellen dat er in deze minstens twijfel rees, dewelke in het voordeel van de beklaagde dient te spelen. Ook voor het vluchtmisdrijf werd de heer D.B. vervolgens vrijgesproken.
Indien u zelf – mogelijks onterecht – verdacht wordt van vluchtmisdrijf, dan wel het slachtoffer bent van bv. een ongeval met vlucht, doet u er alleszins goed aan om uw strafdossier te laten nalezen door één van onze gespecialiseerde advocaten. Wij kunnen u hierin met raad en daad bijstaan. Neem contact met ons op via info@bannister.be of 03/369.28.00